Voor veel steden wereldwijd is elektrificatie van bussen een topprioriteit om luchtvervuiling aan te pakken. En Europa is niet anders. Onlangs kondigde Transport for London aan dat drie buslijnen van de stad nu volledig elektrisch rijden. In 2019 stelde de EU-richtlijn “Clean Vehicles Directive” bindende aanbestedingsdoelen vast voor voertuigen met nul- of lage emissie door autoriteiten en openbaar vervoerbedrijven.
In Duitsland gebruiken openbaar vervoerbedrijven 22.000 bussen die op diesel rijden. Zij zijn verantwoordelijk voor maximaal 20% van de voertuigemissies in steden. Het doel is om ze geleidelijk te vervangen door milieuvriendelijke voertuigen. Tegen 2025 moeten bijna een kwart van de nieuw aangeschafte openbaarvervoersbussen voertuigen zijn met nul- of lage uitstoot. Tegen 2026 zal het quotum zelfs 65 procent zijn.
Elektrische Bus ≠ Bus
Elektrische bussen spelen een belangrijke rol bij het implementeren van de richtlijn “Clean Vehicles Directive”. Aangezien de werking van elektrische voertuigen (EV’s) sterk verschilt van het traditionele openbaar vervoer, worden exploitanten nu geconfronteerd met tal van vragen: Welk systeem moet worden gebruikt – accu, hybride of trolley? Welke voertuigen passen het best qua levensduur, capaciteit en laadtijd? Hoeveel bussen zijn er nodig om een constante service te leveren? Hoe ziet een efficiënte oplaadinfrastructuur eruit? En welke impact hebben laadstations op het routenetwerk?
Slimme laadstrategieën
“De kortere levensduur van accu’s in vergelijking met dieselmotoren is zeker een van de grootste uitdagingen. De capaciteit van elektrische accu’s is vaak niet voldoende voor een volledige dag van dienst”, zegt Sebastian Sielemann, PTV-expert op dit gebied. “Een intelligente, goed geplande laadstrategie is essentieel.”
Om volgens de dienstregeling te kunnen rijden, combineren openbaar vervoerbedrijven enkele reizen naar circulatieketens. Op deze manier kunnen alle ritten van elke keten met één voertuig worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met tal van factoren om ervoor te zorgen dat de actieradius van de e-bus de hele route beslaat. EV’s verbruiken niet alleen energie tijdens het rijden, maar ook bij verwarming of het gebruik van de ruitenwissers. Bovendien zijn onderbrekingen in het circuit (bijvoorbeeld geplande pauzes in de dienstregeling) meestal niet voldoende om te herladen. En de oplaadinfrastructuur is niet altijd beschikbaar op plaatsen waar de bus pauzeert.
Er zijn verschillende benaderingen voor het opzetten van de juiste laadstrategie. In Parijs kozen ambtenaren bijvoorbeeld voor “overnight charging’. Om het historische stadsbeeld te behouden, wilden ze niet overstappen naar bovenleidingen. Elektrische bussen worden alleen ’s nachts in het depot opgeladen. De voertuigen zijn daarom uitgerust met accu’s met een hoge capaciteit die een grote actieradius hebben.
De openbaarvervoersautoriteit van Zürich heeft daarentegen besloten tot “in motion charging”. E-bussen worden niet alleen in het depot opgeladen, maar ook tijdens het rijden via bovenleidingen. Een kleinere accu is dus voldoende.
De Amsterdamse luchthaven Schiphol heeft gekozen voor de “opportunity charging” strategie. De 100 elektrische bussen worden “bijgetankt” bij terminal-stops tijdens bedrijf op snel-laadstations met 450 kW in 12 minuten. Ze leggen 500 kilometer per dag af, zeven dagen per week.
“Er is geen algemeen geldende oplossing. De laadstrategie voor elektrische bussen hangt af van de respectievelijke lokale omstandigheden en moet afzonderlijk worden overwogen”, aldus Sebastian Sielemann. “Voor openbaar vervoerbedrijven is de verschuiving naar elektrische voertuigen een belangrijke investering voor de toekomst. Dit moet goed worden gepland. Met behulp van what-if-scenario’s in simulaties met PTV-software, kunnen de verschillende vraagstukken al in de planningsfase nauwkeurig worden geanalyseerd, gemodelleerd en getest”.